Het boek beschrijft een dag in het leven van een twaalfjarig meisje, dat voor het eerst in de steenbakkerij gaat werken waar haar hele familie gewerkt heeft. Het is kort na de eeuwwisseling, de leefomstandigheden zijn niet echt optimaal. Het is nog voor de opkomst van het socialisme. Het is een spannende dag, die eerste werkdag. Van wat haar zus onderweg met haar vriendin bespreekt, begrijpt het kind niet veel, al hoort ze wel dat het ook over haar gaat. En zo blijft het de hele dag: iedereen weet van alles, wat haar ook aan lijkt te gaan, maar niemand legt iets uit, en zelf vraagt ze niets. Ze werkt hard, ontmoet een leeftijdgenoot die ze heel aardig vindt, maar ook hij biedt geen duidelijkheid. Als ze onverwacht door de andere werkers meegetrokken wordt en als die haar rokken omhoog doen en haar broek afstropen, dan herinnert ze zich de woorden van haar zus: verzet je niet, dan is het zo voorbij..