Het is een zaterdag in maart 1935 en John Grimes wordt veertien. Hij is een gevoelige, hyperintelligente jongen uit Harlem, stiefzoon van een hardvochtige prediker bij de pinkstergemeente. In deze sterk autobiografische roman doorspekt Baldwin zijn verhaal over de spirituele, seksuele en morele ontwikkeling van de jongen met de levensverhalen van diens moeder, vader en tante.
Baldwins debuut verbluft door de lyrische precisie, psychologische scherpte, symbolische kracht en de niet-aflatende maar ook empathische woede. Die geldt vooral de dubieuze rol als instrument van onderdrukking die de kerk speelde in de levens van veel zwarte Amerikanen. Een twintigste-eeuwse klassieker.
Ook verschenen als Verkondig het op de bergen.