Denemarken, zestiende eeuw. Christian weet wat zijn taak in het leven is: de troon overnemen van zijn vader en heersen over Denemarken, Noorwegen en Zweden. Maar ’s nachts, alleen in het donker, voelt hij zich onzeker. Adel en kerk doen er alles aan om zijn macht te beperken, of hij nu een kroon draagt of niet. Wie kan hij vertrouwen? De enigen van wie hij zeker is zijn twee Amsterdamse burgervrouwen en zijn Vlaamse koningin Elisabeth. Wanneer zijn Amsterdamse minnares Duveke sterft en hij op zijn kwetsbaarst is, cirkelen zijn tegenstanders als wolven rond hun prooi. Hij moet al zijn kracht gebruiken om de macht te behouden waarvoor hij heel zijn leven heeft gestreden en leunt daarbij extra sterk op de raad van Duvekes moeder Sigbrit. Wat blijft behouden? Zijn idealen of zijn kroon?
Femke Roobol (1966) schrijft met veel inlevingsvermogen over mensen en de levensvragen waarmee zij worstelen, in een historisch decor. Omdat de feiten juist moeten zijn, doet ze veel archiefonderzoek en bezoekt zij historische plekken. Eerder schreef ze de succesvolle romans De laatste winter, Springtij, Tropenjaren, Tulpenliefde en De erfenis van Mozart.