Samuel Beckett kreeg in 1969 de Nobelprijs voor de Literatuur. De in deze uitgave opgenomen vertalingen van Anneke Brassinga zijn alle geschreven in het decennium rond dit jaartal.
De teksten, die duidelijk minimalistisch van opzet zijn, kunnen het beste worden gesavoureerd met de stem – dus hardop gelezen. Daarbij komt de muzikale, repetitieve trant ten volle tot haar recht, evenals het poëtische aspect met veel assonantie en elliptische plastiek.
Beckett heeft al deze teksten nadrukkelijk gekarakteriseerd als verhalend proza, we kunnen er een soort bezweringen in horen van een bewustzijn dat aan zichzelf het eigen (voort)bestaan bewijst als een soort grensgebied tussen autonomie en ontlediging.