John Cleese voert ons in zijn autobiografie terug naar zijn eerste publieke optreden, op St. Peter's Preparatory School, toen hij acht jaar en tien maanden was. Hij beschrijft zijn overbezorgde ouders, die niet langer dan een jaar in een huis leken te kunnen wonen; zijn eerste werkervaring, als leraar die niets wist van de vakken die hij moest onderwijzen; zijn dagen als rechtenstudent op Cambridge, in het gezelschap van een hamster; en zijn ontmoeting met Graham Chapman, de man die twintig jaar lang zijn schrijfpartner zou zijn. Wij volgen hem gedurende zijn eerste speel- en schrijfervaringen met onder meer Peter Sellers, David Frost en Marty Feldman tot de hoogtijdagen van Monty Python. Intussen geeft Cleese zijn mening over tal van onderwerpen als de aard van comedy, de grote pluspunten van cricket en de kleine van waterskiën, en het belang van de kennis van de regeerperiodes van alle koningen en koninginnen van Engeland. Met deze autobiografie, een meesterlijke prestatie van 's werelds grootste komiek, leren we stukje bij beetje de man kennen die met Monty Python en Fawlty Towers de wereld veroverde.