In Kosmos ontvlucht de ik-figuur, de jonge Witold, de conflictsituatie in zijn ouderlijk huis en vertrekt naar het zuidelijke bergdorp Zakopane waar hij in alle rust aan zijn studie hoopt te kunnen werken. Maar "een opgehangen mus", "een opgehangen stokje", "een pijl aan het plafond", "een misvormde mond" etc. zijn wrede spelbrekers. Witold probeert door deze 'feiten' met elkaar te verbinden orde te scheppen in de hem omringende chaos.