Dit boek is eerder uitgegeven onder de titel: ‘Goudkust’ (1991).
In de weelderige enclave op Long Island, New York, die men Goudkust noemt, wonen de superrijken. Waar de Roosevelts en de Vanderbilts hof hielden, waar alleen al het noemen van het woord geld dodelijke verveling opwekt. En in deze gouden oester nestelt zich de grootste gangster van Amerika, Frank Bellarosa, die er een vervallen landhuis koopt en dit restaureert tot een museum van vulgaire smaak. Zijn buurman is de zelfvoldane advocaat John Sutter, die getrouwd is met 'oud geld', de al even verwaande Susan. Toch begint Sutter genoeg te krijgen van zijn eigen soort. Hij is een snob die de spot drijft met zijn eigen snobisme. De verveling begint toe te slaan en hij verlangt naar 'het grote avontuur'. Zijn verlangen naar verandering wordt gehonoreerd wanneer Bellarosa met joviaal elan maar grote vasthoudendheid hun ogenschijnlijk vreedzame bestaan probeert binnen te dringen. Langzaam maar zeker raakt Sutter in de ban van deze onweerstaanbare schurk, die hem weet over te halen als advocaat voor hem op te treden.