Zes broers had ze. Vijf zijn verdronken op zee, zegt haar stiefmoeder, zegt haar vader.
En dat is vreselijk natuurlijk, maar het leven gaat door.
Want dat gaat het nu eenmaal altijd.
Eliza wil niet door, ze wil hen zoeken, al moet ze er helemaal voor naar de Witte Kliffen.
Ze gaat op weg, samen met het broertje dat ze nog wel heeft: Krekel. Een bangerik, een huilebalk, een blok aan haar been, eigenlijk. Alles gaat mis, maar Eliza en Krekel blijven zoeken.
Door de storm.
Tegen de wind.
Tegen wat iedereen zegt en vindt.