In april 2003, vlak na de Amerikaanse invasie, komt Tamara Chalabi voor het eerst van haar leven in Irak, een land dat ze alleen maar kent uit de kleurrijke verhalen die haar ouders, ooms en tantes haar vertelden. Tot ze moesten vluchten na de revolutie van 1958 speelde de familie Chalabi een vooraanstaande rol in de Irakese maatschappij. Van de Ottomaanse tijd - toen ze een prachtige villa in de buitenwijken van Bagdad bewoonden en overgrootvader Abdul Hussein Chalabi een van de notabelen van de stad was - tot de swingende jaren vijftig - in Bagdad een tijd van muziek, film en vooruitgang - was de familie Chalabi niet weg te denken uit de hogere kringen van Bagdad. Of, zoals haar flamboyante grootmoeder Bibi het tegen Tamara zei: 'Je kunt je niet voorstellen wat een heerlijk leven we leidden in Bagdad, Tamara. Ik voelde me daar een koningin.' Na de Iraakse revolutie van 1958, toen er een einde kwam aan de monarchie, ging de familie in ballingschap in Libanon en Londen, maar het verlangen om terug te keren liet hen nooit los.