T wee geliefden - Paul en Nina - zijn voor het eerst samen op vakantie. Ze zijn allebei in hun werk vastgelopen; Paul is architect, Nina schilderes. Ze zijn nog maar nauwelijks het labyrint van Fez in gelopen of ze raken elkaar kwijt. Ze gaan allebei hun eigen weg, steeds dieper de medina in. Allebei dragen ze een onuitgesproken verdriet met zich mee. Pauls vrouw is overleden, Nina’s dochtertje verongelukt. Ze zijn op elkaar verliefd geworden zonder elkaars verleden te kennen; ze vragen er ook niet naar.