Victor Hugo (1802-1885) geldt wereldwijd als een van de grootste en meest gelezen Franse schrijvers. Zijn roem verwierf hij vooral met de romans Notre-Dame de Paris (De klokkenluider van de Notre-Dame) uit 1831, en Les Miserables uit 1862. Zelf beschouwde hij de in 1869 verschenen roman L'Homme qui Rit - De Lachende Man - als het beste dat hij ooit had geschreven. Veel kenners zien De Lachende Man als zijn miskende meesterwerk. In 2012 werd de roman voor de vierde maal verfilmd, zodat er weer brede belangstelling voor is.
De roman schildert de schrijnende sociale tegenstellingen in het aristocratische Engeland van rond 1700, aan de hand van het meeslepende levensverhaal van Gwynplaine, De Lachende Man. Dat verhaal begint op een ijskoude winteravond op de woeste, verlaten kust van Portland, waar een gezelschap zich haastig inscheept en een tienjarige jongen achterlaat. Samen met het blinde meisje Dea dat hij uit de opstekende sneeuwstorm redt, wordt hij opgenomen in de woonwagen van de excentrieke misantroop Ursus, filosoof, komediant en heelmeester, die door Engeland trekt met zijn tamme wolf Homo. Als klein kind heeft Gwynplaine een operatie ondergaan waardoor er permanent een monsterlijke lach op zijn gezicht ligt, wat van het drietal later een succesvol reizend toneelgezelschap maakt. Tot in een aangespoelde fles een brief wordt gevonden die onthult wie Gwynplaine eigenlijk is en hem in een duizelingwekkende gewetensstrijd stort...
Deze tijdloze, tragische klassieker is een romantisch liefdesverhaal, een spannende avonturenroman, een aangrijpend historisch drama, een felle maatschappelijke aanklacht, een intrigerende ideeënroman en een grandioos prozagedicht ineen.