Land van glas beschrijft de lotgevallen van drie generaties tuinders tegen de achtergrond van de twintigste eeuw: van de opkomende industrialisatie, de Eerste Wereldoorlog, de crisis, de Tweede Wereldoorlog, tot de wederopbouw en snelle expansie daarna. Van het dwingende calvinisme naar de innovaties in de immer groeiende tuinbouwsector.
Het hoge, smalle zijraam gaf uitzicht over de polder achter de dijkwoning. Eerst was er het keurig geharkte grind rond het huis, met de droogrekken met schone was. Dan een heg die het grindpad scheidde van een braakliggend veldje tot het erf van buurman Van Alphen. Onder aan de dijk, richting het westen, stonden twee druivenserres. Vervolgens strekten zich de warenhuizen uit, geflankeerd door gemetselde, twintig meter hoge schoorstenen. Voorbij het glas lag bouwland tot aan de horizon, de akkers van elkaar gescheiden door liniaalrechte sloten. Een dorp van tuinders en boeren was het. Of beter gezegd, een tuindersdorp in de groei.