Leesjongen (mijnbouw): jongen die bovengronds stenen raapt uit de via een transportband aangevoerde steenkoolbrokken.
Van de vlak na de Tweede Wereldoorlog geboren dichtersgeneratie, die in de poëtisch en maatschappelijk gepolariseerde jaren '70 het woord nam, is Wiel Kusters een van de interessantste. Opgegroeid met het werk van klassieke vormvaste dichters, maar al gauw ook geïntrigeerd geraakt door de poëzie van de Vijftigers, ontwikkelde hij zich vanaf zijn debuut, in 1978 met de bundel Een oor aan de grond, tot een dichter die ernst én speelsheid kent, maar ook onontkoombare geheimzinnigheid, als een natuurlijk gegeven. Kusters werk is deels geworteld in de Limburgse mijnbouwregio, deels in het boeiende amalgaam van de culturen van Nederland, Frankrijk en Duitsland. De Neue Zürcher Zeitung noteerde naar aanleiding van een Duitstalige bloemlezing: 'Ein dichter von europäischem Rang.'