Met Noah Kremer is iets mis: hij is 16, zit in een revalidatiecentrum en kan nauwelijks praten. Terwijl hij herstelt, blikt hij terug op zijn jeugd – hoe heeft het zo ver kunnen komen? Hij groeit op in een keurige buurt waar de mensen elkaar nauwlettend in de gaten houden. Zijn vader en moeder vermijden conflicten en willen bovenal bij de nette mensen horen. Maar ook de familie Kremer heeft zo zijn geheimen. Noah ervaart de wereld heel anders dan de mensen om hem heen. Hij praat daar met niemand over, totdat hij Teun ontmoet, een eigenzinnige jongen die een jaar ouder is. Samen ondernemen ze een verkenningstocht van de zintuigen, intussen stort het disfunctionele gezin Kremer in elkaar. Een onvergetelijk portret van een jongensleven in al zijn schoonheid en kwetsbaarheid en een geheel eigen kijk op een universeel verschijnsel: de opgroeiende ziel.