Ovidius' Lessen in liefde (Ars amandi of Ars amatoria, gepubliceerd in het jaar 1 n.Chr.) schilderen een reeks vermakelijke portretten van Romeinse amoureuze situaties. Ook als tijdsbeeld is het gedicht een rijke bron, en eens temeer valt op dat menselijke gevoelens eigenlijk nooit verouderen. Het verlangen, verleiden, versieren en veroveren, ook van vouwen met strenge echtgenoten en degelijke huisbewakers, blijkt een kunst die kan worden aangeleerd. En geen betere leraar dan hij, Naso zoals hij zichzelf noemt, die door Venus zelf daartoe is aangesteld, en zelf ook door menige pijl van Cupido is getroffen.
Aardig is ook dat de dichter niet alleen tot mannen-minnaars spreekt, maar zich in deel III ook als raadsman voor begerige vrouwen aandient. Bovendien voegt hij een vierde deel toe voor spijtoptanten: de Remedia amoris (Tegenlessen in liefde). Dit alles wordt gepresenteerd als een serieus leerdicht, gelardeerd met mythologische 'bewijsvoeringen', maar is naar inhoud frivool en ironisch. Keizer Augustus, verdediger van de ouderwetse moraal, was bepaald not amused door dit pleidooi voor overspel en voerde het later aan als een van de redenen om de dichter uit Rome te verbannen.