In deze biografie van de fictieve componist Bedrich Foltyn wordt vanuit verschillende gezichtspunten een beeld geschetst van zijn leven en werk. Bedrich beschouwt zichzelf als een genie, maar wegens zijn gebrek aan talent lukt het hem niet om de opera over de Bijbelse figuur Judith te voltooien, waarna hij overgaat tot het plagiëren en plunderen van het werk van getalenteerde jonge muziekstudenten en arme dichters. Zijn onbeschaamde jatwerk blijft niet onbestraft.
Het boek bestaat uit een reeks 'getuigenissen' van Foltyns 'vrienden' over zijn leven en werk, waaruit een geloofwaardig beeld oprijst van een gemiddeld man met bovengemiddelde ambities. De laatste pagina's van deze onvoltooide roman zijn een vlammend pleidooi voor het aanleggen van de hoogste maatstaven bij het beoordelen van kunstwerken en worden algemeen beschouwd als een artistiek testament van Karel Capek.
Capeks vrouw, de schrijfster Olga Scheinpflugova, schreef een nawoord.