"Toen ik een kleine jongen was woonde ik naast gegoede en fijne buren. Tijdens het middagmaal kwam er altijd een bedelaar langs die op de stoep van het huis van deze buren ging zitten. Wanneer de familie klaar was met eten, kreeg de man op de stoep steeds een flinke portie van hetzelfde eten met uitzondering van het toetje.
Zo zit ik in de kerk, als de bedelaar op de stoep. Wanneer de gemeente verzadigd is, krijg ik na de dienst van de dominee de uitgeschreven preek en kan die daarna rustig thuis lezen. Zo ontvang ook ik, al is het later, hetzelfde voedsel als de gemeente. Onze predikanten wil ik hartelijk danken voor de uitgeschreven preken. Voor mij geen toetje, want zang en muziek bleven door mijn doofheid onbereikbaar. Maar er is zonder toetje heel goed te leven."
Gerard Cornelis Hamoen