Albert Camus (1913-1960) is vooral bekend als schrijver van romans, essays en toneelstukken, waarvoor hij in 1957 de Nobelprijs voor literatuur ontving. Daarbij werd nadrukkelijk gewezen op zijn inzet voor de mensenrechten en het benadrukken van het belang van het menselijk geweten.
Door de nadruk op zijn literaire werk zoals De pest en De mens in opstand zijn Camus’ journalistieke werk en zijn politieke activiteiten in veel opzichten onderbelicht gebleven. Hij werkte mee aan een groot aantal tijdschriften zoals Combat, Le Libertaire, La Révolution Proletarienne, Témoins en aan Solidaridad Obrera, het orgaan van de Spaanse anarchosyndicalisten. In Nederland verschenen vertaalde bijdragen van zijn hand in het links-socialistische periodiek De Vlam.
De in dit boek afgedrukte tijdschriftartikelen en gepubliceerde teksten van zijn lezingen vormen een coherent libertair geheel, waarin hij onvermoeibaar wees op de twee-eenheid van vrijheid en gelijkheid.
Hij nam het op voor dienstweigeraars, voor de Franse dienstplichtigen die niet in de Algerijnse onafhankelijkheidsoorlog (1954-1962) wilden vechten. Hij steunde de slachtoffers van de dictatuur van Franco, maar kantte zich ook tegen het repressieve Russische optreden tegen de opstanden in Berlijn (1953) en in Boedapest (1956). Daarmee keerde hij zich ook tegen de fellowtravellers van links en tegen die van rechts. Hij steunde de revolutionaire syndicalisten omdat die de directe arbeidersorganisatie waren, los van de politieke partijen.