Peter Sloterdijk beschrijft de mens in deze essays over licht en geluid als een bliksemschicht. In een verblindend licht en met donderend geraas komen we op de wereld af. Meesterdenker Sloterdijk duidt de bliksemse boel aan de hand van de klassieke en moderne kunst. Daarbij blijft hij ver van de platgelopen paden en de gangbare kunstbeschouwing: hij verkent de grenzen tussen filosofie en literatuur en tussen redenering en vertelling. Dit boek begeeft zich op de rand van het zichtbare en het onzichtbare, het hoorbare en het onhoorbare.
'De mensheidstijd is een tijd in de wereldvormende bliksem, die wij als zodanig niet zien, omdat wij ons, doordat we in de wereld zijn, midden in de bliksem bevinden.'
'De mensheidstijd is een tijd in de wereldvormende bliksem, die wij als zodanig niet zien, omdat wij ons, doordat we in de wereld zijn, midden in de bliksem bevinden.'