'Ik heb iemand vermoord,' verklaart Mod.
Als zestienjarig meisje loopt Mod van huis weg. Haar moeder ziet haar liever gaan dan blijven, haar vader is al langer uit het zicht verdwenen tot bitterheid van zijn vrouw.
De uit de kluiten gewassen Mod vindt onderdak en werk als klusser in een klooster. Deze gesloten gemeenschap van vrouwen, die afgezonderd van de bewoonde wereld haar eigen weten leeft, wordt nog uitgebreid met Myrna, een aan de poort ter vondeling gelegde blinde baby.
Al vanaf dat moment ontstaat tussen Mod en Myrna een apart gevoel van intimiteit en verwantschap dat 15 jaar later - onontkoombaar en voorbestemd, lijkt het - wreed verstoord zal worden. De ramp die zich dan voltrekt wordt door de nonnen in gemeenschap zwijgzaam toegedekt. Mod trekt niettemin haar eigen conclusie.