Op het Moskouwse vliegveld Scheremetjewo landt de jonge Duitse journalist Eberhardt Bodmar die als eerste westerse verslaggever van de Russische autoriteiten toestemming kreeg het land tussen Don en Wolga te bezoeken. Bodmar volgt het spoor van het voormalige Duitse leger, waar4mee zijn vader destijds bij Stalingrad ten onder ging. Hij wil over zijn indrukken schrijven met de ogen van een nieuwe, niet met wrok of ressentiment beladen generatie. Maar reeds als hij de eerste schreden op Russische bodem zet zie hij het onmogelijke van zijn opdracht in. Dit land verovert hem direct en spontaan, het absorbeert hem en laat hem niet meer los. Daar is Jelena Antonowna, de hem toegewezen tolk: een knap meisje, even snel verliefd op Bodmar als hij op haar. Zij is agente van de KGB, maat dat weet hij niet. En daar is ook de Don, de steppe, het weidse landschap, de geurende kersenboomgaarden, de kozakken met hun dromen over het roemruchte verleden. En dan is daar ook Njusja de blonde kozakkendochter, wild en ongetemd als de Dons zelf. Haar liefde voor Bodmar verstoort en herbouwt haar wereld tegelijkertijd.