Liefde in tijden van gebrek brengt ons dichter bij Astrid H. Roemer dan zij zich ooit in haar werk heeft laten zien. We leren haar kennen door haar humor, soms licht en terloops, soms gezocht en cynisch. We maken deel uit van haar verontwaardiging, haar levenspijn bij haar worsteling met een wereld die maar niet leert van de geschiedenis en blijft vervallen in herhaling van het kwaad. We voelen mee met haar gehechtheid aan landen waar ze komt en gaat, personen die ze in haar herinnering houdt en haar liefde voor het schrijverschap, de taal, muziek en haar verlangen naar liefdesgenot, haar vrienden en familie. Roemers vrees voor alles wat corrupt is, wat haar kan vastleggen en onvrij maakt, houdt op bij haar katten± poes Steffi is al 19 jaar haar trouwste kameraad.
De afgelopen tien jaar trok zij door Nederland, Suriname en Schotland met weinig meer dan een rugzak, een laptop en haar katten. Liefde in tijden van gebrek is een unieke en fijnzinnige autobiografie van een van de meest oorspronkelijke schrijvers van onze letteren.
Astrid H. Roemer (Paramaribo, 1947) brak in Nederland door met Over de gekte van een vrouw, een experimentele roman over de complexiteit van het vrouw-zijn. In de jaren negentig schreef zij drie dekolonisatieromans: Gewaagd leven (1996), Lijken op liefde (1997) en Was getekend (1998). Zij wordt zowel in Suriname als in Nederland geprezen om haar lef en eigenzinnigheid, haar politieke engagement en de literaire complexiteit in haar inmiddels uitgebreide oeuvre van poëzie proza, essays en theaterteksten. De afgelopen vijftien jaar leefde zij in compleet isolement in de Schotse Hooglanden. Liefde in tijden van gebrek kwam in deze periode tot stand.
'Met haar filosofische inzet, exuberante taalgebruik en fragmentarische aanpak onderscheidt ze zich van meet af aan van populaire Surinaamse schrijvers als Bea Vianen en Cynthia McLeod. Haar kracht is dat zwaarte en lichtheid, ernst en ironie hand in hand gaan. Dat er drie delen van de autobiografie gaan verschijnen is verheugend en nieuwsgierigmakend.' Marja Pruis