Hans Magnus Enzensberger is de veelzijdigste en origineelste essayist van het naoorlogse Duitsland, zeg maar de Diderot van deze tijd. Met evenveel gemak schrijft hij over de kunst van het voorspellen en andere vormen van koffiedik kijken, als over de taal van de boulevard- en roddelpers, de bedrijfsstructuur van de maffia, de zegeningen van het oprukkend analfabetisme of het intellectuele niveau van kapsters in vergelijking met dat van een zestiende-eeuwse humanist.
Het aardige daarbij is, dat Enzensberger altijd schrijft vanuit een volkomen onverwachte invalshoek. Bij voorkeur verdedigt hij ongemakkelijke standpunten en dwarse visies. Dat doet hij hoogst erudiet, maar steeds toegankelijk, in een fonkelende stijl en met veel gevoel voor humor. CyrilIe Offermans maakte een representatieve selectie uit Enzensbergers essayistische oeuvre-van Politische Brosamen (1982) tot Mittelmaß und Wahn(1988). Tevens schreef hij een nawoord waarin hij de ontwikkeling en de constanten in het denken van Enzensberger als strijdbaar maar ironisch intellectueel blootlegt.