Iedere man kent instinctief de formule voor zijn geluk: vrijheid, seksuele losbandigheid, geld, spelen in plaats van werken. Hoe komt het dat zo weinigen er in slagen die verlangens te verwezenlijken? Welke gevaren liggen op de loer? Waarom roept een genotzuchtig mens zoveel weerstand op en wat maakt hem ongevoelig voor schande en oneer? Dat is het onderwerp van deze roman. Wij volgen de levensloop van Eric Coenen, genotzuchtig, immoreel, nuchter en ongewoon vrijheidslievend, een man die als opgroeiende jongen al voelt dat hij moet leven volgens zijn instincten om gelukkig te worden. Geluk is voor hem de toestand van lichamelijk welbehagen die het gevolg is van zintuiglijke genietingen. Hij ondervindt dat zijn jacht op geluk hem voortdurend in botsing brengt met de maatschappij en hem als bijproduct oneer, isolement en haat oplevert. Toch houdt hij aan zijn doel vast en belandt daardoor in een aaneenschakeling van schokkende situaties en verhoudingen, waaruit hij vaak niet ongedeerd ontsnapt, maar wel altijd wijzer.