Corine Nijenhuis, een twintigjarig paardenmeisje in een stadsmanege, ontmoette hem eind jaren tachtig. Van al zijn verhalen geloofde zij geen woord. Maar de twijfel groeide; zijn avonturen met vliegtuigen vol struisvogels of zo zwaarbeladen met koeien dat ze nauwelijks konden opstijgen, waren te kleurrijk om te verzinnen.
Er was slechts één manier om achter de waarheid te komen: meegaan. Wat volgde was een reeks vluchten met buitenlandse vrachttoestellen van twijfelachtige kwaliteit, obscure vliegvelden met te korte landingsbanen en een fascinatie voor de schoonheid van vliegtuigwrakken. Luchtcowboy vertelt het leven van een man die, getekend door de godsdienstwaanzin van zijn moeder en het onbesproken verlies van een kind, voortdurend op zoek is naar avontuur. Met een niet te temmen optimisme sleurde hij de auteur een wereld binnen waar fantasie en werkelijkheid lastig uit elkaar te houden zijn. Zo lastig dat het uiteindelijk zijn ondergang werd.