Ze hadden veel gemeen: Willem Frederik Hermans en Rudy Kousbroek. Twee schrijvers, twee bèta-wetenschappers, twee rationalisten, twee enfants terribles die graag tegen de gevestigde moraal aanschopten. Dat ze elkaar bewonderden en brieven schreven, verbaast dan ook niet.
Wat wel verbaast, is de omvang en de diepgang van deze correspondentie. Al halverwege de jaren vijftig nam die een aanvang, nadat Kousbroek een kritisch stuk had geschreven over Hermans Mandarijnenbrochure tegen J.B. Charles. Wat volgde was een levendige briefwisseling over filosofie, wetenschap, auto s, de Nederlandse literaire wereld, schrijfmachines en vieze plaatjes. Ook Ethel Portnoy, de toenmalige echtgenote van Rudy Kousbroek, nam aan deze lucide correspondentie deel.
Dit brievenboek laat de ontwikkeling zien van een vriendschap die steeds laveerde tussen intimiteit en afstand, vertrouwen en de angst voor het verlies van onafhankelijkheid, en die ten slotte strandde op de onverenigbaarheid van twee scherpe geesten.
Wat wel verbaast, is de omvang en de diepgang van deze correspondentie. Al halverwege de jaren vijftig nam die een aanvang, nadat Kousbroek een kritisch stuk had geschreven over Hermans Mandarijnenbrochure tegen J.B. Charles. Wat volgde was een levendige briefwisseling over filosofie, wetenschap, auto s, de Nederlandse literaire wereld, schrijfmachines en vieze plaatjes. Ook Ethel Portnoy, de toenmalige echtgenote van Rudy Kousbroek, nam aan deze lucide correspondentie deel.
Dit brievenboek laat de ontwikkeling zien van een vriendschap die steeds laveerde tussen intimiteit en afstand, vertrouwen en de angst voor het verlies van onafhankelijkheid, en die ten slotte strandde op de onverenigbaarheid van twee scherpe geesten.