Konstantin en Metodi wonen in hetzelfde Bulgaarse stadje en zitten bij elkaar op school. Ondanks deze gemeenschappelijke achtergrond ontwikkelen de jongens zich tot twee totaal verschillende mannen. De anarchistische, intellectuele Konstantin wordt verzetsstrijder. Op zijn twintigste pleegt hij een aanslag op een standbeeld van Stalin. Het zal zijn leven bepalen. De gezagsgetrouwe Metodi wordt ondertussen agent van de staatsveiligheidsdienst. En zo komen de twee mannen, beiden overtuigd van de juistheid van hun keuze, lijnrecht tegenover elkaar te staan.