‘Benjamin Mendel ligt rokend op een kingsize bed in een hotelkamer te ’s-Hertogenbosch. Hij luistert naar de radio. Om er zeker van te zijn dat hij zijn eigen naam niet voorbij zal horen komen, heeft hij een christelijke zender gevonden. Hij wist niet eens dat ze bestonden. Een zware stem spreekt van de lente, van appelbloesem en hemelse gerechtigheid. In zijn halfslaap ontgaat Mendel het verband. De lente en de bloesem vergeet hij. Terwijl blanke gospel klinkt, blijven zijn gedachten kauwen op dat andere woord: gerechtigheid. Wat betekent dat? Vijfentwintig jaar is hij advocaat, hij heeft duivels bijgestaan, engelen en doodnormale mensen als hijzelf, en nog steeds weet hij niet wat gerechtigheid betekent. In het christelijke hiernamaals lijken de zaken echter een stuk eenvoudiger te liggen. De goeden worden beloond en de slechten bestraft. De gospelzangers zingen, kort samengevat, dat het goede gekozen moet worden. Ontvang Zijn zegen, maar kies het slechte en ontvang dan Zijn toorn. Een overzichtelijk wereldbeeld. Hij wilde nu even dat hij christelijk was.’
Kunnen wij ontkomen aan het beeld dat de buitenwereld van ons heeft geschapen? In dit genadeloos spannende, humoristische verhaal worstelt Benjamin Mendel met het kwade en het goede, met de liefde en zichzelf.