Nog lang na de lawine blijft Loki’s moeder hun buurmeisje Iðunn zien. Iðunns huis is met bewoners en al in zee geschoven, haar naam staat op de gedenksteen. Als Loki’s moeder blijft geloven dat Iðunn nog leeft, haar blijft zoeken en niet opgeeft, wordt zij door haar man naar een psychiatrische kliniek gebracht.
De androgyne Loki krijgt een nieuwe moeder; samen met haar dochter Pippa vormen ze een nieuw gezin. Tot de kinderen op een dag een meisje zien, op de helling, even beige als het gras, met haren als takken en de oogopslag van een dier.
Zoals IJslandse familiegeschiedenissen verstrengeld zijn met mythen en sagen, zo fungeert de Edda in deze roman als een magnetisch veld, waarmee niet alleen het verhaal maar ook de taal aan zwaartekracht wint.