Maigret deed de deur open, die zelfs niet meer voor brandhout deugde, zo vermolmd was hij. Hij bleef op de drempel staan en begreep waarom de wijkcommissaris hem die verrassing niet had willen ontnemen Het vertrek was heel groot en de ruiten in de twee kamers waren vervangen door karton en dik papier. De hobbelige vloer lag vol met een ongelooflijke rommel, met de gekste dingen, de meeste kapot en nergens meer voor te gebruiken maar wat allereerst de aandacht trok, was een geheel geklede man, die op een oude matras in een ijzeren ledikant lag. Men zag onmiddellijk dat hij dood was. Zijn borst was bedekt met bloed dat gestold was, maar zijn gezicht was niet vertrokken of verwrongen. Zijn kleren waren die van een clochard en ze vormde een wonderlijke tegenstelling met het gezicht en de handen van de dode. Hij had een witte snor, waarvan de punten iets omhoog stonden, en een klein puntbaardje, ook wit. Voor het overige was hij glad geschoren en Maigret werd opnieuw verrast toen hij zag dat de handen van de dode zorgvuldig gemanicuurd waren....