In 1997 wordt Betty samen met haar tweelingzus Tizita geadopteerd door een Nederlands stel uit Brabant. In de jaren die volgen, nemen de ouders in totaal nog eens vier pleegkinderen op, gemotiveerd door de wens om kinderen een tweede kans te geven. Als de meisjes wat ouder zijn wordt echter duidelijk dat hun ouders het niet aankunnen. Het verstikkende, liefdeloze gedrag van vooral Betty’s adoptiemoeder ontneemt de kinderen al hun gevoel van vrijheid.
Het disfunctioneren van Betty’s thuissituatie wordt gaandeweg erger, tot het moment dat ze zich niet langer veilig kan voelen in het gezin. Te midden van de emotionele en fysieke mishandelingen die Betty als jonge tiener moet doorstaan, maken ongewenste benaderingen van iemand uit de buurt de situatie alleen nog maar ingewikkelder. Het gevoel van machteloosheid dwingt haar uiteindelijk tot het maken van een ingrijpende keuze.
In ‘Mam, ik kan niet meer’ vertelt Betty van Brunschot over de onveilige jeugd die ze heeft ervaren als adoptiekind en het proces van herstel en genezing dat daarop volgde. Het is een aangrijpend maar ook hoopvol boek over jeugdtrauma’s en hechtingsproblemen, bedoeld voor iedereen die op zoek is naar verbinding en begrip.