Caïro, 1908. De Egyptische hoofdstad bevindt zich in een roerige periode. De Britten zijn er heer en meester, maar de diverse etnische en religieuze groeperingen maken de stad tot een borrelende smeltkroes. Onder deze moeilijke omstandigheden opereert kapitein Owen, alias de Mamur Zapt, het Britse hoofd van de politieke inlichtingendienst. In het algemeen houdt de Mamur Zapt zich niet bezig met de zogenaamde 'kleine misdaad'. Aanvankelijk denkt hij het onderzoek naar de vondst van een dode hond in een Koptische tombe ook aan zijn ondergeschikten over te laten. Al snel blijkt echter dat de dode hond een voorbode is van nog meer onverkwikkelijke zaken. En dan dreigt het uit de hand te lopen en verwordt een ogenschijnlijk klein vergrijp tot bloedige rell