Er was eens een mannetje dat het altijd koud had. In de herfst, in de winter, in de lente, en zelfs in de zomer, als buiten de zon scheen. Altijd zat hij in zijn huisje naast zijn roodgloeiende kachels te bibberen.
Maar op een dag kon hij er niet meer tegen. Hij wilde het eindelijk eens warm hebben. Hij kleedde zich dik aan en ging de deur uit…
Maar op een dag kon hij er niet meer tegen. Hij wilde het eindelijk eens warm hebben. Hij kleedde zich dik aan en ging de deur uit…