Marjolijn van Heemstra deinst niet terug voor de grote vragen. In Meer hoef dan voet onderzoekt ze de oorsprong van de mens en het leven, verwondert zich over de voortgang van de tijd, en tast haar eigen grenzen af als dierlijk mens of menselijk dier. Met bewonderenswaardig gemak zoomt ze in op het allerkleinste een insect, een slakkenspoor om daarna haar perspectief soepel te verschuiven naar het allergrootste: het heelal, de oerknal. Zonder zich te verliezen in zweverigheid of zwaarwichtigheid verwoordt deze dichteres haar evolutionaire verbazing, in even aardse als gelaagde gedichten.