Rotterdam, mei 1940. De stad is een militaire bijenkorf, bevolkt door legeronderdelen die vaak van elkaars bestaan niet op de hoogte zijn. Overal zijn schuilkelders gebouwd, zandzakken geplaatst en op de hoogste gebouwen staan sirenes. Op het hoofdbureau van politie liggen veilig opgeborgen de lijsten gereed met namen van NSB-ers, Duitsgezinden en in de stad woonachtige Duitsers. De angst voor vijfde colonne-activiteiten is groot... In de binnenstad, waar hoeren, 'klappers', cafés, illegale speelholen en chantants de boventoon voeren, wordt een halfdronken taxichauffeur lafhartig neergestoken. In zijn auto treft men een tas vol defensiegeheimen aan. Als zijn zoon, Maalbeek junior, op jacht gaat naar de moordenaar van zijn vader, wordt hij al spoedig geconfronteerd met geweld. Hij laat zich echter niet afschrikken. In een vijandige wereld, nog slechts enkele dagen voor het uitbreken van de oorlog en het grote bombardement op Rotterdam, vecht Maalbeek zijn wanhopige strijd, krachtdadig gesteund door een mooie prostituee en een politie-deskundige op leeftijd. Dan landen de eerste Heinkels op de Maas...