Ramona, dochter van een luchtmachtmilitair, blikt als zeventigjarige vrouw terug op haar jeugd in het kleine dorp naast een militaire vliegbasis. Haar ouders vluchtten rond 1950 uit Indonesië naar Nederland, voor een betere toekomst.
Ramona’s oudere zus wist zich voortdurend te omringen met vriendinnen, zelf had ze pen en papier als toevlucht. Ze schrijft over zusjesliefde en meisjesvriendschap in de tijd waarin een tv bijzonder was, ze naar de enige telefooncel in het dorp moest lopen om te bellen en de anticonceptiepil nog niet beschikbaar was, maar flowerpower al wel geproefd. Een periode waarin haar ouders zich soms afvroegen of de vlucht naar Nederland wel de juiste was geweest.
Ramona’s oudere zus wist zich voortdurend te omringen met vriendinnen, zelf had ze pen en papier als toevlucht. Ze schrijft over zusjesliefde en meisjesvriendschap in de tijd waarin een tv bijzonder was, ze naar de enige telefooncel in het dorp moest lopen om te bellen en de anticonceptiepil nog niet beschikbaar was, maar flowerpower al wel geproefd. Een periode waarin haar ouders zich soms afvroegen of de vlucht naar Nederland wel de juiste was geweest.