Terwijl ik op een bankje in Fort Zeelandia zat te wachten op Naarendorp klapte een wachtcommandant in zijn handen naar mij. „Roep je je hondje zo ook?” vroeg ik. Dit leidde ertoe dat ik werd opgebracht door de Militaire Politie. We gingen het kantoor in. Ze wilden lezen wat ik had geschreven, omdat ik in een militair object zat te pennen. Ik weigerde steevast. Er werd druk getelefoneerd. Een andere soldaat van de Militaire Politie kwam me halen. Weer een andere commandant vroeg op bevelende toon: „Laat uw notities lezen?”
„Nee, nooit.” Toen werd ik naar een nog hogere klabak gebracht, terwijl al uit de ramen door soldaten „huurling!” werd geroepen. Deze hogere militair was echter een zeer correcte Hindoestaan. Ik kon onmiddellijk vertrekken. Dat komt er ook nog bij. Je probeert je ambassadeur bij de hoogste man hier te krijgen en wordt er dan van verdacht een huurling te zijn.