Na de Russische invasie meldt historicus en journalist Andrii Kobaliya zich bij het Oekraïense leger. Andrii, op dat moment 23 jaar oud, heeft nog nooit een wapen vastgehouden. Hij houdt van lezen, van wandelingen langs de rivier en borrelen met zijn vrienden op het dak bij een van hun studentenkamers. Hij reist veel en vaak alleen, en zo leerde hij in 2017 de Amsterdamse schrijver Gilles van der Loo bij toeval kennen.
Na zijn terugkeer in de Oekraïne hielden de mannen via social media contact, dat heel geleidelijk uitdoofde zoals dat gaat met vrienden die niet in elkaars onmiddellijke nabijheid wonen. Pas na de Russische invasie zoekt Gilles weer contact met Andrii.
My friend, appt hij. Jesus. How are you?
Binnen een halfuur krijgt Gilles antwoord: I'm good. Joined territorial defense of Kyiv.
Vanaf dat moment correspondeert Gilles weer regelmatig met zijn vriend, die zijn ervaringen als soldaat op social media deelt. Wat opvalt is hoe Andrii steeds de link legt tussen zijn leven voor de invasie en zijn leven nu; door te schrijven probeert hij contact te houden met de jongen die hij was, opdat die niet verloren gaat. Hoe houd ik mezelf in deze oorlogssituatie niet alleen in leven, maar ook staande als gevoelig mens?
Met elk woord dat hij schrijft reikt Andrii Kobaliya naar de jongen die hij voor de invasie was. Vroeger hield ik van lichte zolderkamers, schrijft hij. Nu houd ik van kelders. Vroeger dronk ik lattes aan de rivier met mijn vriendinnen, nu telt alleen een warme slaapzak nog.