Menselijk, al te menselijk boekstaaft niet alleen zijn breuk met de ‘hogere zwendelaar’ Wagner en zijn bedwelmende theaterkunst, maar is ook het document van een bevrijding van de ‘metafysische behoefte’ van de mens op zich. In het ontnuchterende licht van de ratio dalen kunst, muziek en religie drastisch in waarde. Begrippen als ‘het genie’, ‘de heilige’ en ‘de held’ worden failliet verklaard en als bedrieglijke producten van de oververhitte verbeelding verworpen.