Het indrukwekkende debuut uit 1937 van de auteur van De reiziger.
Berlijn, 1920-1930. De hoofdrolspelers in Mensen naast het leven hebben het niet gemakkelijk. Velen hebben momenteel geen dak boven hun hoofd en leven op de straten en pleinen. Zij zijn de echte verliezers van de economische crisis: zij die terugkeren uit de oorlog, bedelaars, prostituees, gekken: mensen naast het leven. Ze proberen rond te komen, te overleven, ze bedelen, maken muziek, prostitueren zichzelf, doen klusjes.
’s Avonds ontmoeten ze elkaar in Der Fröhliche Waidmann. Sommigen gaan erheen om te drinken, anderen voor de muziek, om te dansen, maar allemaal worden ze gedreven door het verlangen naar een paar zorgeloze uurtjes voordat het grijze leven van alledag de volgende ochtend weer begint. Want ook al valt er voor hen weinig te lachen, toch stoppen ze nooit met het vieren van het leven. Totdat de situatie in de Waidmann escaleert…
Als door een vergrootglas ontleedt Boschwitz, toen hij Mensen naast het leven schreef nog maar tweeëntwintig jaar oud, de Berlijnse arbeidersklasse van het interbellum.
De pers over Mensen naast het leven:
‘Een meesterwerk dat thuishoort naast Alfred Döblin’s Berlin Alexanderplatz.’
- Sächsische Zeitung
‘Een van de grootste Duitse auteurs van de twintigste eeuw naast Thomas Mann, Heinrich Böll en Hans Fallada.’
- The European
Ulrich Alexander Boschwitz (1915-1942) verliet Duitsland in 1935. Per boot werd hij gedeporteerd naar Australië. In 1942 mocht Boschwitz terugkeren naar Engeland, maar zijn schip werd getorpedeerd. Samen met 361 andere opvarenden kwam hij om het leven. Zijn debuut Mensen naast het leven werd in 1937 in Zweedse
vertaling uitgegeven. Zijn tweede roman, De reiziger, verscheen in 1939 in Engeland. Pas in 2018 werd Boschwitz herontdekt en werden beide boeken in het Duitse origineel gepubliceerd.