In deze roman – die in 1938 met de Kosmos-eerstelingenprijs werd bekroond – wordt het drama neergezet van een bekwame meubelmaker, die zich tegenover de concurrentie van de grote winkelzaken niet kan handhaven. Vader Jagtman, de solide ambachtsman, delft al zwoegende het onderspit. Wat eens zijn bescheiden trots was: zijn vakkennis en zijn liefde voor het ambacht, wordt zijn ondergang. Het kleine wereldje, dat hij zich met moeite heeft opgebouwd, stort ineen. Japie is het pientere en toch vaan dromerige zoontje van Jagtman. En door zijn ogen laat de schrijver het noodlot zich voltrekken. De frisse levenslust van de jongen doorbreekt het wanhopige leven soms met een weldadige humor. Mensen zonder geld is een aanklacht tegen de harde wereld van beton, glas en metaal die de menselijke behoefte aan zachtheid, liefde en mededogen verplettert.