De familie Gijzen zoekt het geluk in de grote stad: Rotterdam. Vader Gijzen kan daar als fabrieksarbeider aan de slag en de familie bereikt in eerste instantie enige welvaart. Merijntje sluit een voorzichtige vriendschap met de buurman, die als havenarbeider werkt. Als vader Gijzen werkloos raakt is het gedaan met de relatieve rijkdom, en vervalt de familie tot diepe armoede.