Deze roman van Kempowski begint waar zijn eerste boek Wij hebben 't niet geweten eindigde, in Rostock 1945. Dit verhaal is opnieuw autobiografisch. De oorlog is voorbij. Duitsland werd verslagen. De stad is door het Rode Leger bezet. De broer en de vader van Walter zijn vermist. Hij staat met zijn moeder en zijn grootvader alleen in de naoorlogse chaos van honger, plunderingen en geweld. Met zijn bekende meesterlijke microscopie schildert Kempowski hetgeen hij rondom zich zag gebeuren. De schijnbare en werkelijke ontbinding. Een volk dat er vooral op uit is de gewone burgerlijke continuïteit te herstellen. Een boek dat op unieke wijze het lot van een verslagen Duitsland tijdens de Russische bezetting in beeld brengt.