De beestenverhalen van Midas zijn geschreven om te lezen, maar meer nog om te horen. Neem met het volgende fragment de proef op de som.‘ Ik had twee kippen,’ zei de man nog voor iedereen weer goed en wel zat. ‘Of, beter gezegd, een kip en een haan. Die konden het prima vinden samen. Hij tradhaar geregeld en zij legde bijna elke dag een ei. En toen dacht ik: ik zet er nog een kippetje bij. Nou, datging prima. Tot de haan het nieuwe hennetje begon tetreden. Dat pikte het eerste wijfje niet. Hele gevechten werden het; de veren stoven in het rond, zo jaloers was ze.’‘ Maar wat wou u nou vragen?’ drong ik aan.‘Nou kijk,’ zei de man, een gezonde plattelander vaneen jaar of veertig. ‘Na een week van gedonderjaag washet opeens over. Sindsdien accepteert het oorspronkelijkewijfje dat er een tweede bij is gekomen. En noukomt mijn vraag: Is dat bij mensen ook zo?’