In de winter van 1942-1943 ligt de dan zevenjarige Paul Hellmann in een bed op een stille, halfdonkere zolder. Licht dringt alleen binnen door een raampje tussen de balken. Boven zich ziet hij een Duitse soldaat met het geweer over de schouder heen en weer lopen. Algauw heeft die aanwezigheid iets vertrouwds. Ingepakt tussen de lakens voelt de jongen zich veilig. Pas veel later zal tot hem doordringen wie hem die veiligheid boden: de familie Kröller-Müller. In Mijn grote verwachtingen verhaalt Paul Hellmann over zijn onderduiktijd op de Veluwe, over de naoorlogse jaren in het gezin van Marten Toonder, over zijn tante Ilse, psychoanalytica in Londen, zijn moeder Clarissa en zijn vader Bernhard Hellmann, die in Sobibor werd vermoord – hetzelfde lot dat zijn grootmoeder Irene trof in Auschwitz. Voor zijn vader, boezemvriend van de wereldberoemde bioloog Konrad Lorenz tot die de nazi-ideologie omhelsde, richt hij een monumentje op. Zoals voor de sterren van Hollywood, Doris Day, Lauren Bacall en vele anderen, wier optimisme en Schwung een onweerstaanbare aantrekkingskracht uitoefenden. Mijn grote verwachtingen is bovenal het verhaal van een filmverslaafde, die betoverd verzuchtte: ‘Zo kan het leven ook zijn.Paul Hellmann (Rotterdam, 1935) werkte tot 1995 bij nrc Handelsblad: eerst bij de kunstredactie en later bij de algemene verslaggeverij. Daarvoor was hij verbonden aan de kunstredacties van het Algemeen Dagblad en Het Parool. Hellmann zal als neven-aanklager optreden in het proces tegen Demjanjuk, de kampbeul van Sobibor.