In ‘Mijn hemel’ beschrijft Jos Lammers het leven van Carolien Brusik, de oma van zijn vrouw, die over haar herkomst aan vaders kant nooit meer te horen had gekregen dan ‘je hebt geen familie’. Uit archiefonderzoek blijkt dat oma Carolien in 1873 is geboren in de Zandstraat in Rotterdam, gelegen in de dan beruchte ‘Polder’, een buurt waarbij vergeleken Sodom en Gomorra een vakantiekolonie waren. De moeder van oma Carolien is een tuindersdochter uit Hillegersberg die in een ‘dienstje’ voor dag en nacht zwanger is gemaakt door haar baas, of diens zoon.
Carolien groeit op te midden van de prostitutie, maar weet daar zelf aanvankelijk buiten te blijven door in het bordeel waar ze verblijft vooral verzorgende taken op zich te nemen. Zij wordt er verliefd op een jongen aan de overkant van de straat en krijgt een kind. Niet lang daarna gaat zij als alleenstaande moeder door geldnood gedwongen zelf ook het vak in en schopt het uiteindelijk tot bedrijfsleider van een klein seksimperium in de Amsterdamse Pijp. Maar dat succes heeft een prijs: ze moet haar kind ervoor in de steek laten.
Dit verhaal over Carolien Brusik en de mensen in haar omgeving is gebaseerd op gegevens uit de prostitutieregisters en gemeente- en politiearchieven van Rotterdam, Amsterdam, Den Haag en Deventer.