Ik hoor hem jammeren in zijn microfoon, daar op dat kleine podium. Huub van Bijnen, zijn stem breekbaar en gepanikeerd. Hij krijgt zijn hand niet in zijn buikspreekpop. Het publiek raakt ongeduldig en begint hem uit te joelen. Maar hij is nog niet klaar. Eerst zijn hand in die pop, verdomme. Die man, eenenzeventig jaar oud, zo kwetsbaar en toch zo moedig. Ze lachen hem uit. Ze bekogelen hem met gehaktballetjes en wijzen naar zijn minirokje en naakte benen. En ik zit daar, gehurkt, verscholen, en vraag me af wanneer – en of – ik moet ingrijpen. Een bierviltje zeilt door de lucht en raakt me in mijn nek. Iemand roept: ‘Doe eens dansen, ouwe!’