‘Het doet pijn Russisch te zijn.’ Zo begint dissident Michaïl Sjisjkin, zoon van een Oekraïense moeder en een Russische vader, het boek dat hij móést schrijven toen de oorlog aan Oekraïne verklaard werd. Bijna dertig jaar geleden emigreerde hij; nu lijken hem ook de taal en de literatuur te zijn afgepakt. Op inzichtelijke wijze legt hij de wortels bloot van de problemen die Rusland al van oudsher kent en de verhouding met het Westen. Bevlogen speculeert hij over ‘zijn Rusland’, waar het deel van het volk dat vóór democratische waarden is het voor het zeggen krijgt. Maar daarvoor zou ook het andere deel van de Russen niet langer meer de leugens van de dictatuur moeten geloven, en net als de Duitsers na Hitler gezamenlijk schuld moeten bekennen. Zit Rusland in een vicieuze cirkel van dictatuur en revolutie, of zal het volk een uitweg uit de geschiedenis weten te vinden?