Kerstmis 1983. Tijdens een familieruzie in een klein huis in de Zweedse bossen hoort de zevenjarige Andrev dat zijn vader niet zijn echte vader is. De echte woont ver weg en heeft lang zwart haar, als een Indiaan, legt zijn moeder uit. Andrev vindt dit geweldig: het voelt als een jongensboek waarin hij ontdekt dat zijn echte vader koning van een magisch land is die hem komt redden als een goede geest. Er komt geen goede geest, maar er komen wel veel andere vaders.
Waldens veelgeprezen debuutroman is een wild, waargebeurd verhaal over opgroeien in de puinhopen van de hippietijd, over moeders die sissen over ‘klotemannen’ terwijl ze roken onder de afzuigkap, over hoe liefde begint en eindigt, over hamsters en een potentieel wonder. Maar bovenal over mannen.