Een heuse kasteelmoord op een steenrijke bankier staat centraal in het nieuwste avontuur van Pieter Van In, Guido Versavel en Hannelore Martens. Het boek begint aldus:
'Hubert Snoy et d' Oppeurs wist dat hij binnen luttele seconden zou sterven. In tegensteling tot de twee mannen die hem onder schot hielden, wist hij bovendien waarom. Hubert Snoy et d'Oppeurs was niet bang voor de dood, hij had een rijkgevuld leven achter de rug, zijn kinderen hadden net als hij een mooie carrière opgebouwd. Ludovic leidde een goot baggerproject in Qatar, Bernard was onlangs tot ambassadeur in Peru benoemd en Véronique had het tot verkoopdirecteur bij een internationaal gerenommeerd cosmeticabedrijf geschopt. Hij dacht met een zekere weemoed aan zijn vijf kleinkinderen, die hem allicht zouden missen maar gelukkig nog te jong waren om er lang bij stil te staan dat de oude man die ze pappie noemden hen nooit meer zou knuffelen. Hij verzoende zich met God en bereidde zich voor op het hiernamaals, waar Marie al meer dan tien jaar op hem wachtte. Hij vroeg voor de laatste keer vergiffenis voor zijn zonden. God mocht barmhartig zijn, Hubert Snoy et d'Oppeurs was zich bewust van de ellende die hij zijn medemensen had aangedaan.'